De moeders op het schoolplein waren vroeger de meisjes op het schoolplein die ik altijd vermeed. Dus dat doe ik nog steeds. Ik parkeer mezelf tussen de struiken met een grote zonnebril op om vervolgens Rijk (5) zo snel mogelijk de bakfiets in te krijgen.
Maar zo makkelijk kom ik er niet van af: “Ben jij de moeder van Rijk? Hugo wil dol-graag een speeldate!” Nee, wil ik roepen. Of ja, ik ben de moeder van Rijk. Maar ik ben ook de moeder van twee andere kinderen. En met jouw Hugo erbij heb ik er vier om voor te zorgen, waarvan eentje in de nee-fase en de ander zwaar gehandicapt.
“Het kan bij ons hoor!,” probeert de moeder. “Kom je hem gewoon om 5 uur ophalen.”
Maar hoe dan? Mijn oppas is tegen die tijd al naar huis dus Ties moet mee. Fietsen kan niet met hem en je springt ook niet één-twee-drie in de auto met een rolstoel. Hoe leg ik uit dat het vaak mijn laatste restje energie kost om Ties in te laden en op handen en voeten vier veiligheidsgordels aan die wielen te klikken? En ook een jas aantrekken bij een kind waarvan de armen alle kanten behalve de goede opzwaaien, is een vrij kansloze circusact.
Hoe lief, rustig en welopgevoed de Hugo’s, Mezen, Teunen of Alexanders van deze wereld ook zijn, ze kunnen niet komen spelen. Of niet altijd, want soms ontkom ik er natuurlijk niet aan. Prompt krijgt zo’n jongetje zijn vinger tussen de deur, terwijl Ties net halverwege het plafond hangt in z’n tillift en Loes met een poepbroek wakker wordt. Ik val zijn moeder nog net niet krijsend om de hals als ze hem weer ophaalt.
Jaloers kijkt Rijk hoe z’n klasgenootjes na schooltijd in de SUV of bakfiets van hun vriendjes stappen. Op mijn beurt kijk ik jaloers hoe de moeders vrolijk een eindtijd afspreken. En geen stress hebben over iets waar ik minstens een week van bij moet komen.
Maar er gloort hoop aan de horizon. Zodra Loes klaar is voor de kleuterschool, gaan ze naar de naschoolse opvang. Waar ze mogen spelen met hun vriendjes en vriendinnetjes tot ze erbij neervallen, zonder dat ik er verder last van heb.
Helaas ben ik nog één jaar en negen maanden verwijderd van dat moment. Tot die tijd kun je me tussen de struiken vinden. Met een grote zonnebril op.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten