Posts tonen met het label spraakcomputer. Alle posts tonen
Posts tonen met het label spraakcomputer. Alle posts tonen

woensdag 5 september 2012

Tien






Ik suis over de D83 in de Dordogne met in mijn achteruitkijkspiegel het vertrouwde beeld van de rolstoel van mijn oudste zoon. Alleen zit hij er niet in.

Wie doet mij wat, wie doet mij wat, wie doet mij wat vandage... klinkt uit de speakers. Ik zing keihard mee. 


Geïnspireerd door de film Intouchables, waarin een onorthodoxe verzorger weigert zijn verlamde werkgever ‘als een paard achter in te laden’, zit Ties – die ik al jaren als een paard achter inlaad - naast mij. Voor het eerst.


“JIHAA!!!” roep ik. "Thelma & Louise!" Ik maak een foto van Ties en rij nog net niet de berm in.

“Ja…” piept hij, overweldigd door het open raam, de nieuwe indrukken en z’n moeder die een beetje raar doet. Maar blij als een kind. Een echt kind in een echte autostoel.
“Wat is dit KICKEN! Dit gaan we vaker doen!”
“JA!” antwoordt Ties, overtuigender dit keer.

Het valt me op hoe groot hij is. En hoe het leven haast lichter lijkt, zonder rolstoel tussen ons in. Opeens snap ik de titel van de film. Ik voel me onaanraakbaar. Onoverwinnelijk. 
Mijn kind van tien dat zonder hulp niet rechtop kan zitten, zit fucking naast me in de auto. Alles kan!

's Middags zijn we in een speeltuintje. Een Nederlandse jongen flirt wat met een Frans meisje. Als hij Ties ziet, komt hij op ons af.
“Aaaaah,” zegt hij. “Aaaah. Hij is gehandicapt hè?"
Ik knik. Het lijkt me vrij onzinnig om dat te ontkennen.
"Zielig,” gaat hij door. “Mijn moeder werkt met zulke kindjes." 
Hij pakt de handen van Ties en zingt 'Klap eens in je handjes, blij blij blij."

Ik wil z'n handen wegslaan. Of nee, ik lieg. Ik wil hem bij de keel grijpen, met zijn kop in het zand duwen en dreigend "Het is klap eens in je handjes MENEER, voor jou" lispelen. 

In plaats daarvan leg ik uit dat Ties alles snapt, een spraakcomputer heeft, gewoon naar school gaat en van Ajax houdt. 
"Hij is tien. Hoe oud ben jij?"
De jongen kijkt me aan. "Ook tien.” Hij laat Ties z'n handen los.

Als we weer alleen zijn, leg ik mijn hoofd in de bruinverbrande nek van de zoon die ik vanochtend nog zo groot vond. Ik adem in. Ik adem uit. Langzaam komt het Thelma & Louise gevoel terug.

"Niemand doet ons wat," fluister ik in zijn oor. "Niemand."










 




















zaterdag 17 september 2011

Onderweg


“Jij hebt echt de emoties van een kleuter,” zei Remco toen hij me nog maar net kende. “Geef het een klap en het huilt, geef het een lolly en het lacht weer.” In twaalf jaar tijd ben ik er niet veel volwassener op geworden. Al ben ik er wel trots op dat mijn humeur niet meer afhankelijk is van het weer. Behalve dan als het waait/regent/minder dan 20 graden is op een zonzekere bestemming.


Inmiddels wordt mijn temperament ook door mijn gezin gevreesd.
“Mama weer blij?” vraagt Loes (2) met trillend onderlipje nadat ik driftig de hak van mijn Dr. Scholl klompje kapot heb gestampt.
“Nee!” snauw ik terwijl ik met mijn blote voet een kastdeur dichttrap. 
Ook de jongens weten precies wanneer ze dekking moeten zoeken. En Remco belt meestal voor hij thuiskomt nog op om voorzichtig te vragen hoe mijn stemming is en hoeveel kinderen er nog leven. Als het stormt, dan stormt het goed.

Gelukkig kan het ook zomaar de andere kant uit slaan. Zo ben ik momenteel op het manische af euforisch. Ik haal op de bakfiets in de stromende regen zingend mijn kinderen van school. “Dat brengt geluk!” lach ik als ik bij het afstappen vol in de poep trap. Of er een vriendje mag spelen? Tuurlijk! Twee!
Want sinds twee weken doet Ties z’n spraakcomputer het weer. Zelfs ik ben verbaasd hoe goed en razendsnel hij het best wel ingewikkelde apparaat met zijn hoofd bestuurt. Ook al was ík juist degene die voorspelde dat dit zijn doorbraak zou betekenen. Voor het eerst in bijna 10 jaar laat mijn niet-sprekende kind dubbel en dwars zien wat hij waard is.
Eindelijk kan Ties ons vertellen dat hij een boterham met chocopasta wil. Dat hij Disney XD stom vindt. Dat hij oma mist. En kan hij net als zijn broer en zus keihard overal doorheen praten.

“Tot vanmiddag,” zei hij vanochtend toen het busje hem kwam halen voor school.
Buiten was het fris en helder, ik rook de herfst. Naast mij strekte Loes, die me tot wanhoop kan drijven als ik toevallig niet euforisch ben, haar armen naar me uit. Ik tilde haar op en zong het liedje van De Dijk dat sinds twee weken maar niet uit mijn hoofd lijkt te willen.

Alles komt terecht.
We zijn er nog niet.
Maar we zijn onderweg.
Alles komt terecht.
We beginnen pas.
We beginnen nu pas echt.